Klassieke rubriek van Coen Jansen | Aflevering 41
In deze aflevering staat muziek, met daarin prachtige hoofdrollen voor diverse blaasinstrumenten van Tsjechische componisten voor u klaar.
Wat te denken van het prachtige trompetconcert van Jan Krtitel Neruda, of het quadruple concert (met maar liefst 4 solisten!) van Jan Antonín Tomás Kozeluh.
Van František Antonín Rössler kunt u gaan luisteren naar één van zijn hoornconcerten.
Daarna staan voor u de altijd zonnige Partita's voor blaasensemble František Kramár voor u klaar en alsof dat allemaal niet genoeg is kunt u aan het eind van deze aflevering gaan genieten van een paar fraaie marsen van Julius Fučík.
Bij het grote publiek zijn boven genoemde componisten wellicht niet (meer) heel bekend, maar wat ze uit hun ganzeveer wisten te toveren is gerust briljant te noemen. Overtuig uzelf!
**Jan Krtitel Neruda (1707-1776): deze
violist/cellist/componist kunt u in de boeken ook tegenkomen met zijn Duitse
voornamen Johann Baptist Georg: , genoot muziekonderwijs in Praag, waarna hij, net als zijn twee jaar oudere
broer oudere broer Jan Chrysostomus (die later monnik zou worden) in een theaterorkest speelde.
Na diverse concertreizen werd
Neruda in 1750 aangenomen als violist in het gerenommeerde hoforkest van
Dresden.
Later werd hij er concertmeester en in 1772 ging hij met pensioen.
Neruda schreef oa kerkmuziek, een opera, 18 symfonieën, 14 instrumentale
concerten en verschillende triosonates.
Zijn Trompetconcert in Es is een van de
meest populaire soloconcerten voor trompet geworden. Luister er maar naar, dan
begrijpt u wel waarom......
*In een prachtige live concertopname door de solotrompettist van het Koninklijk Concertgebouw Orkest; Miroslavo Petkov op posthoorn:
het Trompetconcert in Es van Jan Krtitel Neruda;
I; Allegro, II; het prachtige ingetogen Largo, III. Vivace
Een van de instrumenten waarop Petkov speelt is een posthoorn, dit is een klein metalen blaasinstrument, dat vroeger als signaalinstrument (oorspronkelijk zonder ventielen) op postkoetsen werd gebruikt om aan te kondigen dat de postbezorger arriveerde. Zodoende konden mensen ten tijde van het ontbreken van postkantoren hun post bij de postkoets afhalen en nieuwe post ter bezorging meegeven.
De posthoorn hoort bij de trompetfamilie en komt incidenteel ook voor in klassieke muziek, zoals in het 2e menuet (=één na laatste deel) van de zéér fraaie Posthornserenade van Mozart. Maar de allermooiste posthoornsolo is misschien wel die uit het Comodo. Scherzando. Ohne Hast (=derde deel) van de monumentale Derde Symfonie van Gustav Mahler.
*Jan Antonín Tomás Koželuh/Leopold Kozeluh (1747-1818): deze zoon van een
schoenmaker werd geboren in de Tsjechische Bohemen.
Hij werd Jan Antonín gedoopt, maar om verwarring met een oudere neef (een van
zijn leraren) met dezelfde naam te voorkomen veranderde al op jonge leeftijd zijn
voornaam.
Koželuh bracht het grootste deel van zijn leven door
in Wenen.
Overtuigd van de ideeën van de vrijmetselaars werd hij in de Oostenrijkse
hoofdstad lid van Twee vrijmetselaarsloges.
Koželuh had veel succes als muzikant en
componist; vakgenoten waren dan ook vól lof over Koželuh, en al tijdens zijn leven werd hij in heel
Europa gewaardeerd.
Het is bekend dat iemand minder dan collega-componist Joseph Haydn, in díe tijd
Europa's meest bekende en gewaardeerde componist ter promotie Koželuh's symfonieën in Londen meerdere malen heeft
uitgevoerd.
In het "Wiener Jahrbuch" van 1796 schreef men dan ook zéér lovend
over hem:
"....Kozeluh ist im ganzen musikalischen Europa rühmlich
bekannt".....
Koželuh wees in zijn beste werken al vooruit naar de
muzikale taal van Ludwig van Beethoven en Franz Schubert.
Koželuh was een gevierd pianist en docent droeg aanzienlijk bij aan de
snelle verdringing van het klavecimbel door de piano in Wenen.
Hij raakte zó ingeburgerd in
Oostenrijk dat hij het zich zelfs kon veroorloven een aanbod van de
aartsbisschop van Salzburg, om de grote Mozart als organist op te volgen te
weigeren. Koželuhs lijst met werken wordt
gedomineerd door piano- en kamermuziek, maar bevat ook liederen, 22
pianoconcerten, 11 symfonieën én het hier te beluisteren mooie Quadrupleconcert
of Sinfonia concertante voor de wonderlijke combinatie van solisten op
mandoline, trompet, contrabas, piano en orkest.
*Koželuh/Kozeluh: Quadruple concert/Sinfonia Concertante voor mandoline, trompet, contrabas, piano en orkest in Es:
I; Allegro, II; Andantino con variazioni, III; Finale, Rondo allegretto
*Componist, dirigent, fagottist František Antonín Rössler (1746-1792), zijn naam wordt ook wel geschreven als (Francesco) Antonio Rosetti, of Franz Anton Rößler, vermoedelijk geboren in de regio Bohemen, was een succesvolle tijdgenoot van Mozart.
Hij schreef muziek in vele genres, maar is vooral bekend geworden door zijn vele muziek die hij voor blazers geschreven heeft.
Rössler werd benoemd tot lid van het hoforkest van ene prins Kraft Ernst zu Oettingen-Wallerstein, die de schone kunsten een warm hart toedroeg.
Rössler zou in dat hoforkest eerst eerst als fagottist en later als muzikaal leider carrière maken, een functie die hij bekleedde tot 1789.
De altijd vrolijke en gracieuze muziek van Rössler was in zijn tijd populair en kende dan ook veel succes. Desondanks is Rössler's muziek na zijn dood al snel in de vergetelheid geraakt.
Hóe onterecht!
**Het virtuoze Hoornconcert in d van František Antonín Rössler door de solohoornist van de Berliner PhilharmonikerRadek Baborák;
l. Allegro molto, II; Romanze, III; Rondo
**Met meer dan 300 titels op zijn naam, was František Vincenc Kramář/ook wel bekend als Franz Krommer (1759-1831) een van de meest succesvolle Tsjechische componisten die in de 18e en 19e eeuw actief waren in Wenen.
Kramář componeerde in de meest populaire genres van zijn tijd (m.u.v. pianowerken, liederen en opera).
Dat hij óók internationaal succes had, blijkt uit heruitgaven van zijn muziek in Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Engeland, Italië en zélfs Amerika.
Tíjdens zijn leven verwierf hij vooral bekendheid met zijn strijkkwartetten, die op gelijke hoogte werden gesteld als die van van Beethoven en Haydn, maar tegenwoordig is Kramář toch vooral bekend vanwege zijn blaasconcerten en zijn vele werken voor de zgn Harmonie-ensembles (zo noemde men de blaasensembles, die vaak uit 6 tot 8 blazers, te weten: 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten en 2 hoorns bestond).
Kramář kreeg de weinige muzikale opleiding die hij ooit genoot van zijn oom, die hem orgel en viool leerde. In theoretische zaken was hij grotendeels autodidact.
In 1785 verliet hij voorgoed zijn vaderland en vestigde zich in Wenen, waar hij aanstellingen in diverse hoforkesten kreeg.
In 1818 kreeg hij misschien wel zijn belangrijkste functie toen hij Jan Koželuh opvolgde als de láátste officiële hofcomponist en kamermuziekdirecteur van de Habsburgse keizers. Kramář vervulde deze functie tot aan zijn dood in 1831.
Omdat niet precies bekend is wanneer en voor wie hij zijn grote aantal blazerspartita's en serenades schreef, is het erg lastig er een chronologische volgorde in aan te brengen.
Keizer Joseph II creëerde in 1782 een heuse trend toen hij een eigen Harmonie, oa om feestelijke gebeurtenissen muzikaal op te luisteren aan zijn hofhouding toevoegde.
De Weense adel nam dit gebruik met graagte over en daarmee was dit genre geïnstitutionaliseerd.
Het hoogtepunt van het genre werd bereikt vlak voor de inval van Napoleon in Oostenrijk; daarna kon de adel zich niet meer dergelijke ensembles veroorloven.
Men weet nu dat dit genre in die tijd mateloos populair was in Wenen en er wordt dan ook vermoed dat Kramář zijn "harmoniemuziek" componeerde voor de hoforkesten waarvoor hij werkzaam was.
Over Kramář's partita's schreef men: "......het is ongecompliceerde en intellectueel gemakkelijk benaderbare muziek, zonder triviaal te worden"........
Partita is de Italiaanse benaming voor Suite (=een verzameling dansen. Deze instrumentale vorm was erg populair in de barokperiode).
*Vier partita's, prachtige kunstwerkjes van František Kramář/Franz krommer:
*I; Partita voor blazers in F, op.73
1; Allegro vivace, 2; Menuetto; allegretto, 3; Adagio, 4; Alla Polacca
*II; Partita voor blazers in Bes, op.78
1; Allegro moderato, 2; Menuetto; moderato, 3; Adagio, 4; Presto
*III; Parthia ex Dis (PadK 4:19)
1; Allegro moderato, 2; Romanza, 3; Menuetto; moderato, 4; Rondo
*IV; Partita in F, (PadK 4:13)
1; Allegro, 2; Romanza, 3; Menuetto; allegretto, 4; Rondo; allegro
*Amphion Blaas Octet
**Julius Fučík (1872-1916) is dé ongekroonde marsenkoning van Tsjechië.
Hij was een veelzijdig musicus, studeerde viool en fagot aan het conservatorium, bekwaamde zich ook in slagwerk en vanaf 1891 nam hij compositielessen bij niemand minder dan Antonín Dvořák (in aflevering 42 te beluisteren).
Fučík heeft vele jaren als fagottist in verschillende symfonie- en toneelorkesten gewerkt.
En zoals het in het oude Oostenrijk nog gebruikelijk was, had een muzikant ook in een militaire kapel werkzaamheden te verrichten. Fučík deed dat in diverse militaire orkesten en hij klom zélfs op tot militair kapelmeester, een functie die hij ook al weer bij diverse orkesten vervulde.
Voor Fučík waren deze jaren ook op compositorisch vlak zeer vruchtbaar.
Zoals de Oostenrijkse Strauß-dynastie een soort massaproducent van polka’s en walsen was, zo was Fučík ook een veelschrijver van dat genre; hij schreef meer dan 400 elegante walsen, polka's, ouvertures en vooral vele, vele marsen.
Zijn werken zijn geliefd dankzij de pittige, dynamische en levendige muziek met soms typisch Boheemse kruisritmen, mooie melodieën voor de koperblazers en vaak ook vol zangerige expressie.
De vele marsen van deze grootmeester, die het midden houden tussen de werken van de Straußdynastie en de marsen van de Amerikaanse marsenkoning John Philip Sousa, kent iedereen wel, ze worden wereldwijd vaak uitgevoerd!
Drie jaren voor zijn te vroege dood richtte Fučík een eigen orkest én een muziekuitgverij op.
*Een van Fučík's bekendere marsen is die Regimentskinder, op.169 uit 1905.
De zgn regimentskinderen waren muzikaal getalenteerde jongens die al op 15-jarige leeftijd werden opgeleid tot musici en dan mochten musicieren in één van de blaasorkesten van de diverse regimenten. Zij waren dan de eerste twee jaren vrijgesteld van actieve militaire dienst.
Hier wordt deze fraaie, in Boedapest gecomponeerde concertmars uitgevoerd door de blazers van de Berliner Philharmoniker olv de legendarische Herbert von Karajan:
*Salve Imperator, op.224, is een echte een bravour-, of triomfmars die Fučík in 1908 als eerbetoon tgv een regeringsjubileum van keizer Franz Joseph componeerde;
*Philharmonisch Harmonie Orkest olv Marc Reift
*De schitterende concertmars Florentiner Mars "Grande marcia Italiana", op. 214 is waarschijnlijk één van de meest uitgevoerde marsen ter wereld!.
Deze mars begint met de bekende korte trompetfanfare en gaat direct over in een reeks herhaalde noten die verdacht veel lijken op het onophoudelijk gekwebbel van een Florentijnse dame waar haar Duitse vriend niet meer dan een (twee noten) "ja-wohl" tussen kan krijgen..............
De "The Instrumentalist" (nov. 1969) meldt dat deze mars oorspronkelijk "La Rosa de Toscana" heette , maar dat Fučík om politieke redenen werd gedwongen de naam te veranderen en werd de mars "Florentiner Mars" gedoopt, als eerbetoon aan cultuurstad Florence;
*Tsjechische Philharmonie olv de Tsjechische dirigent Václav Neumann
*De concertmars Einzug der Gladiatoren, op.68: is ongetwijfeld de meest bekende mars van Fučík.
Hij zou hem gecomponeerd hebben na het lezen van de historische roman "Quo vadis" van Henryk Sienkiewicz.
Vreemd genoeg klinkt deze mars óns nu veel minder heldhaftig in de oren, met dank aan allerlei circusgezelschappen, die uitgerekend déze Gladiatorenmars gebruikten om de binnenkomst van hun clowns en acrobaten met deze fraaie mars van Fučík te begeleiden.................
Einzug der Gladiatoren, op.68;
*Tsjechische Philharmonie olv Václav Neumann