Klassieke rubriek van Coen Jansen | Aflevering 40
In deze aflevering kunt u gaan kijken en luisteren naar vijf prachtige werken van:
Bedřich Smetana (1824-1884).
Omdat hij de eerste was die folkloristisch materiaal met groot succes in zijn kunstmuziek integreerde, heeft hij vrijwel in zijn eentje het indrukwekkende fundament voor het Tsjechische muzikale nationalisme gelegd.
Smetana is daardoor van onschatbare waarde gebleken voor latere Tsjechische componisten die nóg nationalistischer waren, zoals Antonín Dvořák, Leoš Janáček en Bohuslav Martinů (deze laatste drie komen in de komende afleveringen aan bod).
Smetana kreeg zijn eerste muzieklessen oa van zijn vader, die een amateur violist was.
Ook kreeg hij al jonge leeftijd pianolessen van een professionele leraar, en blijkbaar had de jonge Smetana echt talent, want al op zesjarige leeftijd gaf hij zijn eerste openbare concert!
Daartoe aangemoedigd door Franz Liszt opende Smetana in 1848 een pianoschool in Praag en in 1849 trouwde hij met de pianiste Kateřina Kolářová.
In 1856 schreef hij zijn eerste symfonische gedichten en in hetzelfde jaar ontvluchtte Smetana om politieke en financiële redenen de Bohemen, en zocht zijn heil in Zweden.
Daar werd hij benoemd tot dirigent van de filharmonische vereniging van Göteborg (Zweden). Hier verbleef Smetana tot 1861, waarna hij weer terugkeerde naar Praag, waar hij een hoofdrol zou spelen bij de totstandkoming van de nationale opera.
Met zijn tweede opera; "Prodaná nevěsta/De Verkochte Bruid" (deze kunt u verderop in deze aflevering integraal bekijken én beluisteren) had hij succes en hiermee vestigde Smetana zijn naam als een typisch Tsjechische componist. Latere opera's van zijn hand zouden minder succesvol blijken.
Vanaf 1874 verslechterde Smetana's gezondheid ten gevolge van syfilis; hij werd volledig doof en legde noodgedwongen zijn functie als dirigent van de Praagse opera neer.
Maar dat weerhield hem er níet van verdere absolute meesterwerken te componeren, want tussen 1874 en 1879 werkte hij oa aan de zes-delige symfonische cyclus Má Vlast/Mijn Vaderland, waarvan het prachtige tweede deel "de Moldau" gerust een wereldhit genoemd mag worden.
Het andere werk dat hij ook in bovengenoemde periode schreef, wordt tot een van zijn beste werken gerekend: het eerste strijkkwartet, dat Smetana de titel "Uit Mijn Leven" gaf.
Smetana's leven kende een tragische afloop: hij werd depressief, kreeg zelfmoordneigingen en werd door de verergerde syfilis tenslotte waanzinnig.
In begin 1884 werd Smetana opgenomen in een Praags krankzinnigen gesticht, daar stierf hij daar in mei van dat jaar en werd met veel eerbetoon begraven.
Ter nagedachtenis aan deze grote Tsjechische componist is er in Praag een museum opgericht dat zijn naam draagt (waar manuscripten van hem bewaard worden en waar men uitvoeringen van zijn werken promoot) en zijn er vele straten, pleinen, scholen enz naar Smetana genoemd.
**Het Pianotrio in g, op.15 schreef Smetana in de tijd waarop hij worstelde om erkenning en acceptatie als componist te krijgen.
Het waren op dat moment turbulente tijden in Bohemen: er woedde een burgeroorlog in veel gebieden van het Habsburgse rijk, waaronder Bohemen, en Smetana werd politiek actief.
De komst van een onderdrukkend, dictatoriaal regime heeft zeker een rol gespeeld bij zijn beslissing om zijn vaderland te verlaten en zijn heil te zoeken in Zweden.
Smetana en zijn vrouw kregen snel achter elkaar vier dochters.
Een persoonlijke tragedie was de directe aanleiding voor dit pianotrio in g (zijn eerste belangrijke compositie) te schrijven: op 9 juni 1854 stierf de tweede dochter van de Smetanas, Gabriela, en op 6 september 1855 volgde Bedřiška haar naar het graf.
Bedřiška (de eerste dochter en genoemd naar haar vader) was Smetana's oogappel en was net als haar vader al op jonge leeftijd een muzikaal talent.
Smetana gaf haar de bijnaam Fritzi en moedigde haar aan om te zingen en piano te spelen.
Hij aanbad haar vanwege haar muzikale aanleg had en hij was dan ook kapot van het verlies.
"Niets kan Fritzi vervangen, de engel die de dood van ons heeft gestolen."
schreef Smetana in zijn dagboek.
Hij begon meteen met het schrijven vandit pianotrio in g-mineur, dat hij opdroeg “ter nagedachtenis aan ons oudste kind Bedřiška, wiens zeldzame muzikale talent ons zoveel vreugde schonk; te vroeg van ons weggerukt door de dood op de leeftijd van 4 1/2 jaar.”
Dit pianotrio is dan ook een intens en persoonlijk werk, zo zou het tweede thema van het eerste deel volgens Smetana verwijzen naar een deuntje waar Bedřiška erg veel van hield.
Helaas kwam er geen eind aan al het leed: de vierde dochter van de Smetana's, Kateřina, werd minder dan twee weken voor de dood van Bedřiška geboren; ook zij zou het volgende jaar omkomen.
Alleen Žofie, de derde dochter zou de kinderjaren overleven.
En Smetana kreeg nóg een beproeving te doorstaan, want tot overmaat van ramp werd bij zijn vrouw in 1855 tuberculose vastgesteld; ze zou slechts tot 1859 leven........
*Pianotrio in g, op.15 in een uitvoering door het Devich Trio :
I: Moderato assai, II: Allegro, ma non agitato, III: Finale. Presto
*Smetana was van jongs af aan een virtuoos op de piano, niet verwonderlijk dus dat hij jarenlang de meeste van zijn werken voor dat instrument zou schrijven.
In zijn moeilijke laatste jaren, zou Smetana meer volwassen pianostukken componeren.
Een mooie selectie uit de pianowerken van Smetana:
*Smetana's Strijkkwartet nr.I in e "Uit mijn Leven" ontstond in 1876, twee jaar nadat hij doof was geworden.
De ondertitel "Uit mijn leven" heeft een autobiografische betekenis.
Smetana noemde de vier delen een “herinnering aan mijn leven en de catastrofe van de volledige doofheid”: het openingsdeel, waarin gerefereerd wordt aan het (nood)lot verbeeldt volgens hem "de neiging tot kunst in mijn jeugd, de romantiek overheerst, het onuitsprekelijke verlangen naar iets dat ik niet kon uiten of me zeker kon voorstellen, en ook een soort waarschuwing voor mijn toekomstige ramp."
In het tweede deel zijn herinnering aan een zorgeloze jeugd te horen: "voert de quasi-Polka me achteraf terug naar het gelukkige leven van mijn jeugd toen ik als componist van dansmuziek de modieuze wereld bezocht, waar ik bekend stond als een gepassioneerde danser."
Smetana's nationale bewustwording is in het derde deel verklankt: “mijn indrukken van de aristocratische kringen waarin ik vele jaren heb geleefd” .
De angst voor de dreigende doofheid geeft Smetana in de zwierige finale weer, hierin zijn naast de volksmuziekachtige dansmelodieën ook de hoge E (de toon die Smetana's oren als noodlottig gefluit kwelde tijdens zijn doofheid) als onderbreking in dit deel, als cynisch "grapje" te horen..."de finale presenteert de perceptie van de schoonheid van nationale muziek, en het geluk dat daaruit voortvloeit, onderbroken door mijn onheilspellende catastrofe - het begin van mijn doofheid; het zicht op een tragische toekomst, een klein sprankje hoop op verbetering, maar de herinnering aan het eerste begin van mijn pad geeft nog steeds een pijnlijk gevoel"............
Aan het eind zijn nog flarden afkomstig uit het eerste deel te horen, en eindigt dit "autobiografische" strijkkwartet veelbetekend met een wegstervende echo van de dans....
Toen dit werk later dat jaar in Praag tijdens een privéuitvoering werd uitgevoerd, speelde niemand minder dan de nog jonge Antonín Dvořák de belangrijke altvioolpartij.
*In een erg fraaie uitvoering door het Zemlinsky Kwartet:
Strijkkwartet nr.I in e "Uit mijn Leven" (1876);
1; Allegro vivo appassionato, 2; Allegro moderato a la polka, 3; Largo sostenuto, 4; Vivace
*Smetana zou maar liefst vijf jaar nodig hebben om Ma Vlast/Mijn Vaderland : zijn gigantische, maar ó zo mooie symfonische cyclus van zes symfonische gedichten te voltooien.
Ma Vlast/Mijn Vaderland is een écht patriottisch werk en past perfect in de ontwikkelingen zoals die aan het eind van de negentiende eeuw in heel onrustig Europa waar te nemen waren: men was in veel landen naarstig op zoek naar hun eigen nationale identiteit en het nationalisme, onstaan na de Franse Revolutie aan het eind van de achttiende eeuw, had zich verspreid over heel Europa.
Zo werden bijvoorbeeld Italië en Duitsland ge-unificeerde onafhankelijke staten.
Bohemen, Moravië en Silezië behoorden nog tot het enorme Habsburgse Rijk.
Na het revolutiejaar 1848 was de geest uit de fles en eisten de Tsjechen een verregaande autonomie binnen het Habsburgse Rijk.
Het Duitse deel van de bevolking hield echter vast aan het centralistische Duitstalige bestuur.
Toen Hongarije in 1867 binnen het Habsburgse Rijk dezelfde status als Oostenrijk kreeg, riep dat bij de Tsjechen nóg sterkere anti-sentimenten op tegen het Habsburgse bewind.
In die tumultueuze tijd ontplooide zich de muziek van Smetana en later ook Dvořák (zie aflevering 42), die dan ook grote bijval van de nationalisten kreeg.
De Oostenrijks-Hongaarse monarchie was een constitutionele monarchistische unie tussen de kronen van het keizerrijk Oostenrijk en koninklijk Hongarije in Centraal-Europa en heeft zo'n 51 jaar bestaan.
Sleutelmomenten in de Tsjechische geschiedenis werden, en worden nog altijd muzikaal opgeluisterd met Ma Vlast (hierover later meer).
De zes delen van dit enorme werk, die ook vaak afzonderlijk uitgevoerd worden, bezingen met muziekbeelden allemaal andere aspecten, zoals bijv de historische, folkloristische en zeker ook de natuurschoon van Bohemen (grotendeels gelijk aan het huidige Tsjechië):
I:Het hoge kasteel: hierin wordt het kasteel Vyšehrad dat in Praag ligt, en waarin diverse Tsjechische vorsten hebben geresideerd beschreven.
II:In Vltava/de Moldau: dit deel is ongtwijfeld het meest bekend.
Hierin volgen we al dobberend op het water de loop van de Moldau, vanaf het moment dat hij ontspringt bij zijn bron in de bergen tot het punt waarop hij als machtige rivier door grote steden stroomt. Smetana schreef als toelichting bij het werk:
"Twee bronnen ontspringen in de schaduwen van een Boheems bos, één warm en onbeheerst, de andere koud en kalm. Terwijl ze door Boheemse valleien stromen, groeien ze tot een machtige rivier, die door dikke wouden stroomt terwijl de geluiden van de jacht dichterbij komen.
Hij stroomt door groene weilanden, waar een bruiloft wordt gevierd met zang en dans. ’s Nachts zwieren de waternimfen in de spetterende golven. Kastelen worden weerspiegeld in het oppervlak van de rivier – getuigen van vervlogen dagen. De Moldau gaat langs stroomversnellingen en een waterval, waarna hij eindelijk richting Praag stroomt, door het historische Vyšehrad. Daar verdwijnt hij uit het zicht".
III: Šárka/Sprookje naar het verhaal van de Boheemse Amazonekoningin Šárka, die wraak nam op de mannen, nadat ze bedrogen werd in de liefde.
IV: Uit Boheemse wouden en beemden: hierin zijn we weer terug in de natuur.
V: Tábor: over de stad Tábor, gelegen in het zuiden van Bohemen en een belangrijke geografische rol had in de Hussietenoorlogen.
VI: Blaník: dit deel en deel V hangen sterk met elkaar samen; beide gaan over de oorlogen in de 15e eeuw, waarbij de Hussieten, volgelingen van de kerkhervormer Jan Hus, hun religieuze overtuigingen bevochten.
De laatste twee delen zijn tijdens hetzelfde concert in première gegaan, de andere delen hebben ieder een andere premièredatum.
**Ma Vlast/Mijn Vaderland in een emotionele uitvoering
in het kader van het Praagse Lentefestival van 1990 door de Tsjechische Phiharmonie olv Rafael
Kubelik;
De Tsjechische tópdirigent en componist Rafael Kubelík (1914-1996) moeten we rekenen tot één van de grootstse dirigenten van de 20e eeuw.
Hij gasteerde bij 's-werelds beroemste orkesten, was chef-dirigent bij de meest prestigieuze orkesten, trad over de hele wereld op, en verwierf in zijn geliefde Tsjechië een welhaast mythische cultstatus.
Nadat de communisten in februari 1948 de macht overnamen verliet Kubelík Tsjechoslowakije en bezwoer er niet terug te keren voordat het land was bevrijd.
"Ik had een vorm van beestachtige tirannie meegemaakt, het nazisme. Uit principe zou ik geen andere doormaken." Gedurende de Nazi-bezetting was hij namelijk diverse keren met de Nazi-leiding in conflict gekomen.
Tijdens een reis naar Groot-Brittanië , waar hij op uitnodiging zou gaan dirigeren, vertelde hij zijn vrouw, toen hun vliegtuig het Tsjechoslowakije luchtruim verlaten had over zijn beslissing om over te lopen.
Bij aankomst in Londen leverden Kubelík en zijn vrouw hun Tsjechische paspoort in.
De Kubelik's werden in 1953 door de communistische regering bij verstek veroordeeld wegens "ongeoorloofd verlof" in het buitenland.
Omdat in het buitenland gevierde Tsjechen altijd goed voor de propaganda zijn, nodigde de communistische regime in 1956 Kubelik uit "met beloften van vrijheid om alles te doen wat ik wilde", zei Kubelík, maar hij ging niet in op de uitnodiging.
In een brief uit 1957 aan The Times of London schreef Kubelík: ".....ik zal pas serieus overwegen om terug te keren wanneer alle politieke gevangenen van mijn land zijn vrijgelaten en alle Tsjechen evenveel vrijheid krijgen als mij is beloofd".
In 1966 werd hij andermaal door het regime uitgenodigd, maar weigerde opnieuw.
In 1968, nadat de Praagse Lente hardhandig was beëindigd door de Sovjet-invasie, organiseerde hij een internationale boycot, waaraan veel grote klassieke kunstenaars uit het Westen deelnamen.
In 1973 kreeg Kubelik de Zwiterse nationaliteit.
Na de val van het communisme keerde Kubelík dan eindelijk terug naar Praag, om in aanwezigheid van president Václav Havel het Tsjechisch Philharmonisch Orkest tijdens het openingsconcert van het Praagse Lentefestival van 1990 te dirigeren.
En natuurlijk stond Smetana's Ma Vlast/Mijn Vaderland geprogrammeerd, net als na het einde van de Tweede Wereldoorlog klonk dit symfonische epos over het Oude Stadsplein ter ere van alle Tsjechoslowaken.
Kubelik werd een ware heldenontvangst bereid, en het uitzinnige publiek verwelkomde hem, zoals u in deze opname kunt zien, met een indrukwekkende staande ovatie.
Het orkest gaf ook een "concert van wederzijds begrip" op de dag van de eerste vrije verkiezingen - 9 juni 1990.
Op 1 juli schreef Kubelík het orkest: "Beste vrienden - in mijn gedachten ben ik nog steeds in Praag - thuis! – Voor alle mooie muziek, loyaliteit en liefde – die je me zo genereus hebt gegeven – dank ik je – uit de grond van mijn hart. Blijf gezond en sterk - voor het welbevinden van ónze muziek! Ik omhels je van harte - je Rafael Kubelík ".
De eerste keer dat Kubelik dit geweldige orkest dirigeerde was hij slechts 19 jaar jong, en zijn laatste concert met dit orkest was in november 1991 tijdens een tournee in Japan.
Op het programma stond, hoe kon het ook anders: Ma Vlast/Mijn Vaderland............
**Prodaná nevěsta/De verkochte bruid (1866): is Smetana's tweede opera.
De typische folkloristische dansritmes geven deze komische opera een echt Tsjechisch nationaal karakter.
Smetana ontketende met deze onweerstaanbare opera een Tsjechische nationale operatraditie.
Prodaná nevěsta/De verkochte bruid verwierf niet alleen wereldwijde populariteit vanwege de wervelende ouverture, de goede zingbaarheid, de pulserende stuwkracht van de vele dansen, de prachtige duetten, de daverende koorpassages en de diepe gevoelens, maar ook en vooral door de rake muzikale herkenbaarheid van de personages.
Kortom: Prodaná nevěsta/De verkochte bruid is één groot muzikaal feest!
*Diverse solisten, koor en orkest van de Garsington Opera olv de altijd sympathieke Nederlandse dirigent Jac Van Steen:
Prodaná nevěsta/De verkochte bruid (1866)met ondertiteling in het Engels:
Het verhaal in het kort:
Eerste bedrijf:
Boeren vieren kermisfeest, alleen Marie is wat sombertjes, want ze moet met de stotterende Wenzel trouwen. Haar vader heeft namelijk met Wenzel's vader Micha (een rijke landeigenaar) afgesproken dat Marie met één van zijn zonen zal trouwen.
Maar Marie heeft haar oogje op een ander laten vallen; de vreemdeling Hans, die uit een goede familie beweert te komen......Hij is echter vanwege zijn boze stiefmoeder van huis weggelopen.
Huwelijksmakelaar Kezal ruikt een goede beloning en dringt er op aan spoedig huwelijk.
Maar Marie is niet te vermurwen; ze wil Hans!
Tweede bedrijf:
Kezal probeert Hans in het café over te halen níet met Marie te trouwen, Marie wijst de stotterende Wenzel af als huwelijkskandidaat, ze zou alleen maar ongelukkig van hem worden.
Ondertussen is het Kezal tóch gelukt een goede deal te sluiten: voor een groot bedrag zal Hans níet met Marie trouwen, onder de voorwaarde dat Marie alleen met een zoon van Micha mag trouwen......
Tot algemene ontsteltenis ondertekent Hans het contract!
Derde bedrijf:
Een groep komedianten is in het dorp gearriveerd.
De stotterende Wenzel bewondert Esmeralda (de danseres van de groep) en speciaal voor haar neemt hij de rol van de beer over. Wenzel heeft zíjn geluk gevonden, maar Marie is vertwijfeld, want haar heeft intussen het gerucht over de "verkoop van de bruid" ook bereikt.
Maar het probleem verdwijnt al gauw, want Micha herkent in de vreemdeling zijn zoon Hans, en alle gemaakt afspraken kunnen alsnog nagekomen worden: Marie trouwt met haar Hans: zoon van Micha. Eind goed, al goed!