Klassieke rubriek van Coen Jansen | Aflevering 23
In de 20e eeuw was de prachtige muziek van Nederlandse componisten zeer regelmatig in de concertzalen te beluisteren, maar tegenwoordig hoor je Nederlandse componisten maar vrij sporadisch in de concertzaal; het lijkt het wel alsof programmeurs muziek van vaderlandse bodem in de ban gedaan hebben.
Ik ga in deze aflevering proberen dat gemis enigszins goed te maken, want ik heb twee prachtige ouvertures, een grootse toccata voor orgel, een hartverscheurende liederencyclus,Vrijmetselaarsinitiatie/tempelmuziek en een korte, maar magnifieke symfonie van respectievelijk Johan Wagenaar, Peter van Anrooij, Hendrik Andriessen, en Willem Pijper voor u geselecteerd. Deze vier heren hebben zonder uitzondering allevier een enorme staat van dienst in binnen- én buitenland gehad en hun muziek verdient het gewoon veel vaker gehoord te worden!
*Johan Wagenaar (1862-1941); Nederlands componist van oa opera's, cantates, orgelmuziek en orkestwerken. Al op erg jonge leeftijd was het duidelijk dat hij muzikaal zeer begaafd was; hij ontving namelijk al vanaf 13-jarige leeftijd muziekonderwijs, studeerde in Nederland en in Duitsland, was directeur van de Toonkunstmuziekschool in Utrecht en bijna twintig jaren lang directeur van het Koninklijk Conservatorium van Den Haag, muziekdocent van vele leerlingen van wie een aanzienlijk aantal beroemde componisten geworden zijn. Wagenaar dirigeerde koren in Leiden, Utrecht, Arnhem, en was ook nog organist van de Utrechtse Domkerk.
Voor zijn grote verdiensten is hem een eredoctoraat toegekend en is de Johan Wagenaarprijs (dat is een oeuvreprijs) naar hem genoemd.
*Wagenaar was, zoals u oa in zijn ouverture "Cyrano de Bergerac" kunt
horen, beïnvloed door Hector Berlioz, in mindere mate door Edward Elgar, maar
vooral door Richard Strauss, die hij zeer bewonderde. Wagenaar's ouvertures
laten dan ook door een energieke stijl, humor en kleurrijke orkestratie horen.
Deze virtuoze ouverture "Cyrano
de Bergerac" uit 1905 maakte dermate veel indruk, dat
collega-componist Alphons Diepenbrock erover schreef; "Met deze
ouverture telt Wagenaar mee onder de acht of tien werkelijke componisten die
Europa op dit ogenblik bezit".
Johan
Wagenaar; ouverture Cyrano de Bergerac, op.23;
**In een prachtige live-uitvoering door het Rotterdams Philharmonisch Orkest olv Claus Peter Flor;
*Hendrik Andriessen (1892-1981); deze muzikale grootheid werd, als zoon van een organist en een schilderes, geboren in een artistiek milieu. Na de dood van zijn vader wordt Andriessen diens opvolger als organist van de Haarlemse Sint-Josephkerk. Hij studeerde aan het Amsterdams Conservatorium bij oa Jean-Baptiste de Pauw (orgel) en Bernard Zweers (compositie).
Andriessen moet een zéér druk bezet man zijn geweest, wánt; hij wordt docent muziektheorie en compositie aan het Amsterdams Conservatorium, doceert orgel en compositie aan de Katholieke Muziekschool in Utrecht, ook wordt hij organist van de Utrechtse Kathedraal, in 1937 directeur van het Utrechts Conservatorium en in 1949 directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In 1952 tenslotte wordt hij benoemd tot hoogleraar in de muziekwetenschappen aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen.
Daarnaast was hij ook nog gewoon vader van zes kinderen (waaronder de twee componerende telgen, Jurriaan en Louis, die later ook succesvol componist zouden worden) en kon hij blijkbaar ook nog tijd vinden voor het gezamenlijk opvoeden daarvan.
Alsof dát allemaal nog niet genoeg was, had Andriessen op vrijdag- of donderdagavond de orgelpartijen bij het Kathedrale Koor in te studeren, op zaterdagavond: het lof in de Kathedraal te verzorgen, in de vroege zondagochtend al om negen uur het nonnenkoor in het RK ziekenhuis te dirigeren, waarna hij zich snel naar de Kathedraal moest haasten om de hoogmis van half elf te spelen. Daarbij kwamen dan nog de privélessen, de extra diensten voor de Kathedraal, de ochtendmissen, huwelijken, begrafenissen enz enz. Tussen al die bedrijvigheid had hij blijkbaar ook nog de rust en tijd om te componeren..........
Over dat componeren schreef Andriessen in 1940: "Ik wil de moderne muziek niet bekend maken omdat ze modern is, maar voor zoover ik ze mooi vind; en zoo sta ik met alle muziek. Ik componeer zóó en zóó (weet ik hoe?) omdat ik 't niet laten kan - anders nergens om." Hij componeerde dus niet modern om modern te zijn, maar schreef prettig klinkende, en vaak indrukwekkende muziek.
Tijdens de bezettingsjaren componeerde Andriessen, mede omdat hij weigerde lid te worden van de Kultuurkamer, weinig. Zijn anti-Duitse houding kwam hem in 1942 zelfs op een half jaar gevangenschap te staan en volgde er een officieel verbod op uitvoering van zijn werken.
Zijn werken laten, zoals in het hieronder te beluisteren Miroir de Peine/Spiegel van Smart en vooral in die voor orgel en in zijn missen (die helder, doorzichtig, helemaal op de praktijk afgestemd zijn voor de katholieke eredienst) niet alleen zijn rotsvaste overtuiging in het rooms-katholieke geloof zien, maar ook zijn grote liefde voor het gregoriaans en Franse muziek.
Andriessen's kerkmuziek behoort tot de meest baanbrekende werken die tot na 1950 in ons land geschreven zijn. Andriessen schrijft hierover; "Ik heb nooit ergens mijn best voor gedaan. Ik heb zelfs mijn best niet gedaan om nieuwe kerkmuziek te maken, hoewel men toch zegt dat ik daar iets mee heb gedaan. Mja. Dat weet ik niet! Ik heb alleen gedaan waar ik zin in had. En er zijn ook weinig opdrachten bij de vele kerkmuziek die ik geschreven heb. Ik heb altijd alles gemaakt omdat ik zin in had! En in hoeverre het gelukt is, ja dat moet dan maar blijken, daar heb ik niet over te spreken." Voor zijn hele oeuvre en zijn grote verdiensten voor de Nederlandse muziek werd Andriessen in 1958 geëerd met de Johan Wagenaarprijs.
**Organist Eric Koevoets voert op Andriessen's
vertrouwde Adema-orgel van de St.Josephkerk in Haarlem diens machtige Toccata,
gecomponeerd in 1917 uit
Toccata (Italiaans; toccare: "aanraken") is een muziekstuk in vrije vorm (als een geschreven improvisatie). Rond 1536 verschijnen de eerste voor luit gecomponeerde toccata's. Later worden ze vooral voor klavierinstrumenten, met name het orgel geschreven.
*De Franse dichter Henri Ghéon (pseudoniem van; Henri Vangeon; 1875-1944; arts, (toneel-)schrijver en literair criticus) brengt in vijf intens treurige gedichten een ode aan de liefde tussen moeder en zoon. Deze aangrijpende gedichten werden in 1923 door Andriessen voor hoge stem en orgel op muziek gezet; de vijfdelige liedcyclus Miroir de peine/Spiegel van smart waarin hij, door de stem meerdere noten op één lettergreep te laten zingen (zgn melismen) herinneringen aan het gregoriaans lijkt te willen oproepen.
In 1933 werd deze ontroerende lijdensmeditatie door Andriessen op een perfect passende, want sobere manier voor strijkorkest georkestreerd.
**In deze schitterende uitvoering wordt sopraan Roberta Alexander door het, helaas in 2005 wegbezuinigde, Radio Kamer Orkest olv David Porcelijn begeleid;
Hendrik
Andriessen; Miroir de peine/Spiegel van smart;
I; Agonie au jardin/Doodsangst in de tuin; In Gethsemané; de Tuin op de Olijfberg wacht Jezus, door iedereen verlaten, op wat komen gaat.
II; Flagellation/Geseling; Maria verlangt ernaar de pijn van haar zoon over te kunnen nemen.
III; Couronnement d'épines/Doornenkroning; Maria zoekt steun in het geloof.
IV; Portement de Croix/Dragen van het kruis & V; Crucifixtion/Kruisiging; troostrijke muziek roept diep ontroerende gevoelens van kinderlijke liefde en moedeloosheid op.
Een liederencyclus is een verzameling liederen (waarvan de volgorde vastligt) die, op meer of minder duidelijke manier, een centraal thema als uitgangspunt hebben of een verhaal vertellen. De componist heeft gedichten met het betreffende thema, van al of niet dezelfde dichter, op muziek gezet. Liederencycli kunnen allerlei onderwerpen als centraal thema hebben, bijv. liefde of eenzaamheid zoals in de beroemde liedcycli Winterreise & Die schöne Müllerin van Franz Schubert, Frauenliebe und -leben & Dichterliebe van Robert Schumann; Afscheid of vergankelijkheid in Les Nuits d'Été van Hector Berlioz en de Vier letzte Lieder van Richard Strauss, en de dood als thema in Liederen en dansen van de Dood van Modest Moessorgski.
*Peter van Anrooij
(1879-1954); componist en
dirigent; dirigeerde orkesten in heel Nederland waarbij hij naast het
standaardrepertoire ook vaak nieuwe muziek van tijdgenoten als Willem Pijper,
Hendrik Andriessen, Henk Badings (in aflevering 24 te beluisteren), Bernard
Zweers en Julius Röntgen programmeerde. Vanwege zijn verdiensten voor Groningen heeft hij van de universiteit in die
stad een ere-doctoraat ontvangen. van Anrooij studeerde compositie, piano en viool in Utrecht bij oa Johan
Wagenaar, verder oa orkestdirectie in Dresden en Moskou. Tijdens zijn dienstverband
als dirigent van het orkest van de Vereeniging De Harmonie in Groningen werden
er, mede door zijn inzet een aantal vernieuwingen ingevoerd zoals; een
gedeeltelijk rookverbod tijdens de concerten, de tafelbediening die tijdens
concerten aan banden werd gelegd enz.............Concerten onder zijn leiding
worden populair en trokken al gauw veel publiek.
Dat van Anrooy bekend stond als een sociaal betrokken man, blijkt wel uit de
volgende feiten; *zo vond hij het belangrijk dat de jeugd ook kennismaakte met
klassieke muziek, en is daarom ook speciale concerten voor kinderen gaan
dirigeren, *omdat van Anrooy zich het lot aantrok van slecht betaalde musici
organiseerde hij benefietconcerten waarvan de baten naar de musici gingen, *op
5 januari 1937 voorafgaand aan het huwelijk van kroonprinses Juliana en prins
Bernhard, weigerden hij en 25 orkestleden in aanwezigheid van koningin
Wilhelmina, prins en prinses het
nazistische Horst Wessellied uit te voeren op een galaconcert in Den Haag,
zoals dat door Duitse diplomaten was geëist, *na openlijke kritiek op de
bezetters mochten zijn werken tijdens de jaren 1940-1945 niet meer uitgevoerd
worden. **Het bekendste werk van van Anrooy is diens Hollandsche Rhapsodie Piet
Hein voor groot orkest, uit 1900, dat hij baseerde op het welbekende lied
De Zilvervloot.
**Peter van Anrooy; Piet Hein
Rhapsodie
De Zilvervloot werd geschreven door de artsen J.J. Viotta en J.P. Heije. Dit schrijversduo heeft meer bekende en onvergankelijke liedjes op hun palmares, zoals oa; Het Karretje op de zandweg reed, Zie de maan schijnt door de bomen, en Ferme jongens, stoere knapen.
*Willem Pijper (1894-1947); al op jonge leeftijd volgde Pijper pianolessen maar deed examen in theoretische vakken. Verder heeft hij zich vooral autodidactisch ontwikkeld, waarna hij tot een van de voornaamste componisten van zijn tijd zou uitgroeien en werd zelfs de leider van de Nederlandse avant-garde genoemd.
Zijn werken, met invloeden van oa Gustav Mahler, Debussy en Maurice Ravel bleven zeker niet onopgemerkt en werden al snel door belangrijke orkesten en dirigenten in binnen- én buitenland zéér regelmatig uitgevoerd. Pijper was één van de oprichters (van de noordelijke afdeling) van de International Society for Contemporary Music, die de bekendheid van nieuwe muziek wilde vergroten.
In zijn strijd tegen de (in zijn ogen bekrompen) Nederlandse "harmonium-muzikaliteit" schrijft Pijper; “De nieuwe Nederlandse muziek is nog niet zelfstandig genoeg, om reeds elke stimulans van buitenaf te kunnen ontberen. Als de Nederlandse muziek op het ogenblik, gedurende vijf jaren slechts, aan haar eigen ontwikkelingstendensen blijft overgelaten, zitten wij voor 1940 weer vastgegroeid in het ergste provincialisme". Een andere quote van hem; “De Nederlandse componist kent geen nationale traditie. Die is er nog niet. Zijn taak is: die traditie te helpen maken.”
Hij is daarom ook gaan doceren, als leraar aan de conservatoria van Amsterdam en Rotterdam (aan het laatste bleef hij tot aan zijn dood aan verbonden) heeft hij een volgende generatie componisten, waaronder Henk Badings (afl.24) lesgegeven. Pijper heeft de zogenaamde "kiemcel"-techniek ontwikkeld, waarbij al het melodisch en harmonisch materiaal uit één (klein, kort) gegeven wordt ontwikkeld, en dit in zijn werken, oa in zijn derde symfonie als leidraad gebruikt. Bij het bombardement van Rotterdam in 1940 werd het huis van de familie Pijper verwoest en verloren ze alle bezittingen, waaronder diverse partituren. Pijper was ook als schrijver succesvol, oa als criticus (met vaak vernietigende kritieken) en essayist voor het Rotterdamsch Nieuwsblad en het tijdschrift De Muziek. Ook werden er enkele wetenschappelijke edities van zijn werk in het buitenland uitgegeven. Pijper werd door sommigen bestempeld als een egoïstisch man, is twee keer getrouwd en gescheiden, en ondanks dat hij een moeizame verhouding met vrouwen had, moet Pijper een echte charmeur zijn geweest, waardoor dichter Hendrik Marsman (die u van de bekende dichtregels; "Denkend aan Holland, zie ik breede rivieren, traag door oneindig laagland gaan" kent) hem bewonderend "de haremhouder" noemde. Willem Pijper overleed in 1947 aan de gevolgen van longkanker.
**In 1938 werd Pijper ingewijd in de Vrijmetselarij, waarvoor hij in 1940 zijn nog altijd vaak uitgevoerde Zes Adagios (bedoeld als initiatie- of tempelmuziek) componeerde.
Zes adagio’s (1940);
I; Grave, II; Adagio (Lento assai), III; Adagio (Quasi un poco meno lento), IV; Adagio (Un poco piu andante), V; Largo, VI; Grave
**Pijper's Symfonie nr.III uit 1926, met een zeer verrassend slot, wordt evenals zijn Zes Adagio's gerekend tot zijn belangrijkste werken. Dit fascinerende werk is opgedragen aan de internationaal gevierde dirigent Pierre Monteux (1875-1964) die dit originele meesterwerk maar wát graag uitvoerde tijdens buitenlandse toernees. De tekst die in de partituur staat geeft de sfeer van vooral het laatste gedeelte uit deze pittige symfonie goed weer; "Flectere si nequeo superos, Acheronta movebo", vrij vertaald; "Indien ik de machten des hemels niet naar mijn wil kan buigen, zal ik die der hel in beweging zetten" In een prachtige live-uitvoering door het Nationaal Jeugd Orkest olv de eminente Ed Spanjaard; Deze één-delige symfonie bestaat uit 5 korte onderdelen die zonder onderbreking in elkaar overgaan.