Klassieke rubriek van Coen Jansen | Aflevering 14
In deze aflevering kunt u gaan luisteren naar vier grote namen uit de Duitse Romantiek, die elkaar gekend, beïnvloed, gepromoot en bewierookt hebben; Felix Mendelssohn-Bartholdy, Robert Schumann, Johannes Brahms en Max Bruch.
*Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809 -1849);"Hij is de Mozart van de negentiende eeuw. De meest stralende ster onder de musici, die de tegenstellingen van onze tijd beter doorziet dan anderen, en als eerste weet die te verzoenen", schreef Robert Schumann over zijn collega Mendelssohn-Bartholdy. Ook de grote dichter Goethe had de jonge Mendelssohn-Bartholdy al eens vergeleken met Mozart – waarbij die laatste het aflegde!Maar er zijn meer overeenkomsten tussen Mendelssohn en Mozart dan hun muzikaal talent. Hun enorme werkdrift bijvoorbeeld, en de voor hun tijd onvoorstelbare hoeveelheid kilometers die ze aflegden, allebei hadden ze een muzikaal begaafde zus, die in hun schaduw stond. Fanny Mendelssohn-Bartholdy, die door sommigen nóg talentvoller werd genoemd dan haar broer, mocht, in die tijd, als vrouw geen carrière maken, en alleen componeren onder de naam van haar broer Felix. Mozart en Mendelssohn-Bartoldy stierven allebei op veel te jonge leeftijd; ze haalden allebei de veertig niet. Mendelssohn-Bartholdy was minder een vernieuwer dan een verfijner. Een meester van orkestratie, bij wie zelfs de kleinste details kloppen – en als ze dat niet deden, dan bleef hij er jarenlang aan schaven. Door de gefortuneerde situatie van zijn familie kon Felix Mendelssohn op zijn twintigste op reis door Europa waardoor hij voor zijn oeuvre geïnspireerd werd door gevarieerde landschappen en nieuwe culturen die hij leerde kennen, kreeg. Dat is terug te horen in oa de Derde Symfonie, ‘Schotse’, en in de Vierde, ‘Italiaanse’, maar ook in de hier te beluisteren; Ouverture Hebriden. Mendelssohn overleed na een reeks kleinere beroertes aan een hersenbloeding.
**Die Hebriden; Na een bezoek aan Londen in de zomer van 1829, maakte Mendelssohn een reis door de Schotse hooglanden. Een reis waarbij hij niet alleen inspiratie vond voor zijn Derde (Schotse) Symfonie, maar ook voor zijn ouverture Die Hebriden. Ondanks zijn zeeziekte heeft de reis naar de Hebriden Mendelssohn geïnspireerd tot een van zijn meest beeldende muziekwerken. In een korte brief naar zijn familie schreef hij: "Om jullie duidelijk te maken hoe wonderlijk de Hebriden mij hebben geraakt, heb ik hieronder geschreven wat in me opkwam...", waarna Mendelssohn de openingsmaten van de latere ouverture Die Hebriden neerschreef.
Deze ouverture opent met een suggestieve weergave van de deinende golven. Na een melodisch tweede thema, geïntroduceerd door de celli, volgen enkele machtige climaxen met nijdige strijkersfiguren, schetterende fanfares en zwiepende toonladderfiguren. Tenslotte eindigt de ouverture tamelijk abrupt, alsof de zee plotseling tot rust is gekomen. **Felix Mendelssohn-Bartholdy; Die Hebriden, concert-ouverture;
*Robert
Schumann (1810-1856); componist en
muziekcriticus. Deze muzikale dichter of literair componist, zoals Schumann ook
wel genoemd wordt componeert in allerlei genres, maar van zijn hand kwam vooral
pianomuziek. Als kind genoot Schumann ook al van muziek: hij speelde piano en
richtte op zijn dertiende zelfs een schoolorkestje op dat bij hem thuis
repeteerde. Ook componeerde hij al een beetje, hoewel poëzie toen zijn voorkeur
had. Uit brievencorrespondentie en latere ooggetuigenverslagen kunnen we
opmaken dat de jonge Robert gefascineerd was door literaire en muzikale genieën
en er zelf ook een wilde zijn. Zo heeft hij ooit een compleet krantenartikel
over leeftijdsgenoot Felix Mendelssohn -Bartholdy, die als tiener al beroemd
was, volledig overgeschreven in een notitieboekje. Zijn liefde voor poëzie en
muziek komen, zoals in de onderstaande liederencyclus te horen is, op indrukwekkende wijze samen in zijn
liederen. Toen Schumann in 1830 violist Niccolò Paganini hoorde spelen, gooide
hij het roer om; hij be-eindigde zijn studie rechten en nam opnieuw pianolessen bij Friedrich Wieck,
die hem ervan overtuigde dat hij een groot pianist kon worden. Na een
handblessure moest Schumann dat idee laten varen; hij legde zich noodgedwongen
toe op componeren. Schumann's vrouw; Clara Schumann een grote impact op Robert.
Ze was zelf een begenadigd componist en wereldberoemd concertpianiste: samen
toerden ze door Europa, met Clara achter de piano en Robert op de bok. In
februari 1854 deed Schumann een zelfmoordpoging door in de Rijn te springen.
Omstanders die op dat moment carnaval vierden konden hem er echter op tijd uit
halen. Hij werd opgenomen in een gesticht nabij Bonn, waar hij op 29 juli 1856
kwam te overlijden.
*Dichterliebe,
op,48 uit 1840, is pure romantiek en is Schumann's bekendste liedcyclus,
waarin met een snik en een traan een ongelukkige liefdesgeschiedenis en de
natuur bezongen worden. De teksten voor de 16 liederen zijn afkomstig uit het
Lyrisches Intermezzo van Heinrich Heine, (1822-1823 ) en nemen, samen met de
liederencycli van Franz Schubert (Die schöne Müllerin en Winterreise) een
belangrijke en centrale plaats in de Liedkunst in. Schumann componeerde in 1840
maar liefst drie liederencycli waarvan
Dichterliebe voor piano en mannenstem verreweg de bekendste is geworden. Het is wonderbaarlijk dat Schumann deze zestien liederen van deze cyclus in slechts enkele dagen componeerde. Opvallend is de begeleidende de pianopartij; deze is allerminst ondergeschikt aan het geheel. Dichterliebe wordt gewoonlijk door een mannenstem gezongen, zo ook hier en wel door een grote liedzanger, de Duitse bariton Matthias Goerne.
**Robert Schumann; Dichterliebe, op.48;
I; Im wunderschönen Monat Mai, II; Aus meinen Tränen sprießen, III; Die Rose, die Lilie, die Taube, die Sonne, IV; Wenn ich in deine Augen seh, V; Ich will meine Seele tauchen, VI; Im Rhein, im heiligen Strome, VII; Ich grolle nicht, VIII; Und wüßten's die Blumen, die kleinen, IX; Das ist ein Flöten und Geigen, X; Hör' ich das Liedchen klingen, XI; Ein Jüngling liebt ein Mädchen, XII; Am leuchtenden Sommermorgen, XIII; Ich hab' im Traum geweinet, XIV; Allnächtlich im Traume, XV; Aus alten Märchen winkt es, XVI; Die alten, bösen Lieder
*Johannes Brahms (1833-1897); "de meest klassieke componist van de romantische periode", kreeg al op jonge leeftijd pianoles van de beste leraren en vanaf zijn dertiende speelde hij in kroegen om de kost te verdienen. Tijdens een tournee in 1853 ontmoette hij Robert Schumann en mede door zijn lovende kritieken groeide de bekendheid van Brahms. Schumann prees Brahms publiekelijk als "een uitverkorene, een apostel". Die loftuitingen hadden ook een keerzijde: ze schiepen zulke hoge verwachtingen dat Brahms altijd gebukt bleef gaan onder twijfel en zelfkritiek. Zijn prachtige kamermuziek en fenomenale symfonieën behoren tot het standaardrepertoire waarin Brahms zijn kenmerkende volle klankbeeld en de lange melodische lijnen etaleert in een romantisch klankbeeld, echter zonder de gebruikelijke muzikale zelfportretten, uitbeeldingen en emotionele uitbarstingen van de romantiek, want bij Brahms gaat muziek over muziek en hij hechtte aan de beproefde, doortimmerde vormen van Bach en Beethoven. Aanvankelijk leefde Brahms vooral van optredens als pianist en dirigent. In 1890, op zijn zevenenvijftigste, gaf Brahms het componeren op met de opmerking: "....nu moeten de jongeren het maar overnemen"...... Toch schreef hij daarna nog een aantal expressieve kamermuziekstukken. In zijn jeugd had deze topcomonist voor kamermuziek uit de 19e eeuw zelf de hoorn gespeeld, en zijn levenslange voorliefde voor dit prachtige instrument (door Schumann zelfs; "de ziel van het orkest" genoemd) is in diverse prominente en prachtige hoornsolo's in zijn symfonische werken terug te horen. Ondanks het feit dat klephoorns sinds 1830 in gebruik waren, behield Brahms altijd een voorkeur voor de meer ronde toon van de natuurhoorn, of Waldhorn.
Het vrij eenvoudig aandoende eerste deel van het beroemde Trio in Es op.40 is melancholisch, weemoedig van klank en het tweede deel; Scherzo verklankt een lichtere kant van verdriet; aangezien het werk als geheel diverse rouwstadia symboliseert, dient dit Scherzo als herinnering aan gelukkige herinneringen. De speelsheid die het tempo suggereert, biedt een adempauze van de langzame en sombere omringende delen 1 en 2.Het langzame derde deel, gecomponeerd in de vrij weing voorgeschreven, "donkere, sombere" toonsoort es-mineur, begint met gerolde akkoorden diep in de bas van de piano, als een oneindige zucht intens verdriet. Er is een verklaring voor de diepe melancholie van deze muziek: Brahms 'moeder was overleden aan het begin van het jaar waarin hij het trio componeerde, en het is niet voor niets dat Brahms "mesto" (=treurig) in de tempo-aanduiding voor dit langzame deel gebruikt.
De finale bevat het hoofdthema dat aanwezig is in de vorige drie delen maar nu in een levendig tempo.De vreugde die gevoeld wordt in deze Finale symboliseert het herstel aan het einde van de rouw. Door het opgewekte, uitbundige "jacht'-thema" van de finale is er nauwelijks een groter contrast met het intrieste langzame voorafgaande deel voor te stellen.
**Johannes Brahms; Trio voor viool, hoorn en piano in Es, op.40; I; Andante, II; Scherzo (Allegro), IIIAdagio mesto, IV; Allegro con brio.
Als er íets is dat de blijvende aantrekkingskracht van dit werk op violisten en hun publiek verklaart is het die bedwelmende zangkwaliteit. Bij publicatie van dit vioolconcert had hij alle rechten meteen aan zijn uitgever verkocht, waardoor Bruch later een fortuin aan royalties misliep. **Max Bruch; Vioolconcert nr.I in g, op.26; I; Vorspiel: Allegro moderato, II; Adagio, III; Finale: Allegro energico.